Samenvatting

Recensie door metal4ever op 13/08/2020
  • Uitgebracht door earMUSIC
  • Metalfans score70

Het éénentwintigste album van Deep Purple ligt volledig in de lijn van zijn voorgangers en laat een band horen die steeds gezapiger en minder opwindend klinkt. Whoosh is ontspannen en zomers maar mist rock and roll.

Pluspunten

  • De performance blijft op zich outstanding

Minpunten

  • Weinig geïnspireerde songs
  • De zang van Ian Gillan wordt stilaan te plichtsgetrouw

Het zal wellicht heel wat metalfans ontgaan zijn, maar 2020 is het jaar waarin de hardrock/ metal officieus zijn vijftigjarig bestaan kent. Dat is vooral dankzij het feit dat in 1970 drie albums verschenen die zeer essentieel zijn geweest voor de basis en de verdere ontwikkeling van dit muziekgenre. Allereerst was er het titelloze debuut van Black Sabbath dat op 13 februari 1970 werd uitgebracht, en zeven maanden later nog werd opgevolgd door de al even klassieke album Paranoid van diezelfde groep. Daarnaast werd op 3 januari van dat jaar het vierde studioalbum van Deep Purple uitgebracht onder de naam Deep Purple In Rock. Deze absolute klassieker was bepalend voor de verdere sound van deze band en voor de hardrock in het algemeen. De line-up van Deep Purple ten tijde van In Rock was als volgt: Ian Gillan (zang), Ritchie Blackmore (gitaar), Roger Glover (bas), John Lord (toetsen) en Ian Paice (drums). Tussen 1971 en 1975 werden er nog eens zes platen uitgebracht waarvan Fireball (1971), Burn (1974), maar toch vooral Machine Head (1972) tot regelrechte klassiekers uitgroeiden. In 1975 pakten zich donkere wolken samen boven het voortbestaan van de band. Ian Gillan had de formatie twee jaar eerder verlaten voor zijn eigen Ian Gillan Band, en werd toen vervangen door David Coverdale die op zijn beurt ook de groep verliet en in 1977 zijn eigen Whitesnake oprichtte. Toen in 1975 ook Ritchie Blackmore andere horizonten opzocht en met zijn eigen succesvolle groep Rainbow begon, leek het lot van Deep Purple bezegeld. In 1983 werd dan toch de draad terug opgepikt, met opnieuw Ian Gillan aan de microfoon en Blackmore op gitaar, met als resultaat het comeback album Perfect Strangers (1984), dat algemeen geldt als één van de beste in het ganse repertoire. Het laatste echt sterke Deep Purple album is naar mijn mening Purpindicular uit 1996. De vijf schijfjes die tussen dan en 2017 nog verschenen zijn allen zeker wel het beluisteren waard, maar worden ook weer snel vergeten. Op 7 augustus bracht de band dan hun intussen éénentwintigste studioalbum op de markt met de titel Whoosh!..

Een nieuwe release van Deep Purple is al lang geen wereldschokkend nieuws meer. De leden hebben hun schaapjes reeds lang op het droge, en kunnen dus nummers schrijven en musiceren zonder enige druk van buitenaf, dus volledig zoals ze het zelf zien. De bezetting anno 2020 is nu: Ian Gillan (zang), Steve Morse (gitaar), Roger Glover (bas), Don Airy (toetsen) en Ian Paice (drums), de gemiddelde leeftijd van de bandleden bedraagt ondertussen 71,5 jaar. Dat is zeker een factor die er voor zorgt dat het nieuwe songmateriaal steeds maar gezapiger en ontspannender klinkt. Het grote minpunt daarbij is dat ook elke vorm van spanning of opwinding begint te ontbreken. Gelukkig zijn er toch nog steeds een aantal songs met interessante invalshoeken. Zo is opener Throw My Bones dankzij de krachtige riff en het leuke refrein nog wel erg genietbaar. Ook Nothing At All is best wel OK omdat het op maat geschreven lijkt voor de zang van Ian Gillan, die al lang niet meer zo krachtig is al weleer. Maar ja wat wil je, de man is ondertussen 74 jaar oud. Ook het gitaar- en toetsenwerk op deze song doen wat denken aan de gouden jaren. Mooiste track op het album vind ik The Power Of The Moon, waarop op een heerlijke manier geflirt wordt met psychedelische elementen die het proggy karakter van het nummer nog wat extra in de verf zetten. Over de overige songs ben ik helaas veel minder enthousiast. Zoals hierboven reeds aangehaald is er algemeen een gebrek aan echte spirit en gedrevenheid die de plaat een volledig relaxte, bijna zomerse sfeer meegeeft. Daar is op zich misschien niets mis mee, maar het is wel ten koste van het echte rock-’n-roll gehalte, waar we bij een classic rock band van het kaliber Deep Purple toch nog steeds op rekenen.

Ik kan me heel goed voorstellen dat er, en dan vooral tussen mijn generatiegenoten, de vijftigplussers, nog heel wat fans zijn die reikhalzend uitkijken naar nieuw werk van deze legendarische band, of uitkijken naar hun shows, en het is hen uiteraard van harte gegund. Wat mij betreft hoeft dit echter allemaal niet meer. De groep kan inmiddels terugblikken op een lange, succesvolle carrière, het is mooi geweest, erg mooi.

 


Metalfans.be-nieuws in je facebook nieuwsfeed?